Waarom we maar beter kunnen improviseren op het werk

Moorddiners, escaperooms of touwklimmen bij Marc Coucke in Durbuy. Een teambuilding is al lang meer dan wat post-its plakken of mensen indelen in kleurtjes. Ook improviseren samen met je collega’s is in opmars. ‘Als er iets mis zit in een team zie je het meteen.’

“Goh, zolang we maar niets moeten uitbeelden”, klinkt het wat giechelend in het lokaaltje in Meise, waar zeven leidinggevenden van de Brusselse vzw Hubbie vooral wat onwennig staan te wezen. ‘Can’t start a fire without a spark’ klinkt op de achtergrond. Coach Peter Jan Bogaert (pingpong.be) laat het lied even inwerken, voor hij het vuur begint op te poken. Want uitbeelden gaan ze wel degelijk. Straks.

“Impro is spelen zonder script”, legt hij aan de groep uit. “Zonder dat er iets vastligt, zonder vooroordeel ook. Daarvoor moet je elkaar leren aanvoelen. Blindelings.” Hij start met kleine basisspelletjes. Twee spelers moeten proberen zonder af te spreken tegelijk te klappen in de handen. Hij laat de groep ook door elkaar stappen, waarop ze plots, opnieuw zonder af te spreken, allemaal tegelijk moeten stoppen. Tot hun eigen verbazing gaan de meeste oefeningen na een paar hilarische pogingen toch behoorlijk goed.

“Nu krijgen jullie tien seconden om samen een apenstaartje te vormen”, roept coach Bogaert. Even is er ontreddering in de groep. Dit hadden ze niet verwacht. Ze beginnen wat te duwen en trekken en slagen er niet in het symbool te vormen. Sommigen krijgen een lachbui, andere kijken behoorlijk verward. Bij de tweede poging geeft iemand met knikjes en kleine gebaren aanwijzingen, de rest volgt blindelings. Voor ze het zelf doorhebben, staan ze allemaal waar ze horen te staan.

“Zo’n oefening is heel interessant om te zien wat er gebeurt binnen een groep”, zegt Bogaert. “Wie neemt op natuurlijke de wijze de leiding? Hoe goed voelen ze elkaar aan? Als er iets mis zit in een team zie je het meteen. Ik heb al groepen meegemaakt waarbij de spelers elkaar de schuld geven wanneer een oefening niet snel genoeg lukt. Als zulke dingen naar boven komen, dan kan daar aan gewerkt worden. Hier is dat niet nodig. Iedereen reageert opvallend vriendelijk en beleefd.”

Onvoorziene omstandigheden

Bij improvisatie denken velen spontaan aan Onvoorziene omstandigheden, de razend populaire improvisatieshow van Marc Uytterhoeven uit de jaren negentig. Een show waarin onder anderen Tom Lenaerts, Michiel Devlieger en Johan Terryn hun tv-debuut maakten. Daarin mocht het publiek voor elke scène een locatie, personage en/of thema kiezen en improviseerden de spelers er vervolgens lustig op los. Dat werkte behoorlijk op de lachspieren.

Na het programma ging de aandacht voor het genre weer wat liggen. Al ontstond, vooral in het Gentse, een hele ondergrondse scene van improvisatiegezelschappen die elkaar – net zoals in het comedycircuit – ook uitdagen in een competitie.

Maar tegenwoordig heeft impro een tweede leven gevonden, als teambuilding. En die zijn behoorlijk populair, weet Cobus Van Gheluwe, CEO van Funkey, een aanbieder van meer dan 800 soorten activiteiten voor bedrijven. Tv-formats zoals De mol en Expeditie Robinson en een cursus schapendrijven zijn in het teambuildingswereldje nog altijd het meest populair. Maar sinds covid merkt hij dat bedrijven ook menselijke connectie heel belangrijk zijn gaan vinden. En dan komt impro in de picture.

“Wij vragen altijd aan onze klanten: wat willen jullie bereiken? Waar wil je staan na die teambuilding? Vaak willen werkgevers hun personeel even uit de comfortzone halen. We bieden ook sessies met ijsbaden aan bijvoorbeeld. Maar voor sommigen is het een te grote drempel om in je badpak voor je collega’s te staan. Dan is impro een betere keuze.” (lacht)

Verbindend

Dat uit je comfortzone gehaald worden heel leuk kan zijn, blijkt ook in Meise waar de lachsalvo’s elkaar opvolgen. Impro is fun, zoveel is duidelijk. Maar het kan ook zo veel meer zijn dan fun, vindt Ellen Dierckx van de Belgische Improvisatie Liga (BIL) die zelf ook sessies met bedrijven begeleidt.

“Het werkt bijzonder goed als teambuilding, omdat het verbindend werkt. Bij andere, meer fysieke teambuildings gaan mensen in competitie met elkaar. Maar op een werkvloer moeten mensen net samenwerken. Impro is perfect wanneer je als bedrijf bij je medewerkers bepaalde skills wilt stimuleren, zoals creatief of flexibel zijn. En ook veerkrachtig zijn, gezien het aantal burn-outs op de werkvloer is dat een belangrijke skill. Ik zeg overigens altijd aan de deelnemers dat ze niet grappig hoeven te zijn. Impro is fun, maar humor is een neveneffect, geen doel op zich.”

Al is humor ook nuttig, vindt Matthias Degroote, die naast zijn job als fun provider bij Funkey in zijn vrije tijd actief bezig is met improvisatietheater. “Het gaat erom dat je je ergens kwetsbaar opstelt. Samen met je collega’s. En komt daar iets gênants uit, dan is dat efkes pijnlijk. Maar nadien is dat vooral heel grappig om op terug te kijken. Dat samen lachen en plezier maken zorgt ook voor een positieve vibe, waar sommige teams nog maanden op kunnen teren.”

Zachtjes aan

En ja, soms is er een zekere weerstand aan het begin van zo’n sessie. Het idee van zomaar out of the blue iets te moeten verzinnen terwijl iedereen naar je staat te kijken, is niet voor iedereen even aanlokkelijk. Belangrijk is vooral dat tijdens de sessie niemand gepusht wordt tot iets wat hij of zij niet wil.

“Zo’n workshop wordt uiteraard zachtjes aan opgebouwd”, zegt Dierckx. “En natuurlijk heeft de een meer talent hiervoor dan de ander. Sommige mensen zijn veel meer in contact met zichzelf of hebben gewoon een heel komische mimiek. Ik krijg soms te horen van een bedrijf: ‘Ja maar, wij zijn een groep IT’ers, die staan daar niet voor open.’ Maar dat is onzin. We leiden mensen niet op om te performen, we proberen hen technieken te leren waarmee ze in hun dagelijkse leven iets zijn.”

De ijsbrekertjes in het begin van zo’n workshop zorgen ervoor dat het heel laagdrempelig is, zegt Degroote. Ook hij heeft nog niet meegemaakt dat een workshop totaal de mist in gaat. “Van IT’ers wordt inderdaad gezegd dat ze van nature wat meer in hun eigen wereld zitten en hier dus meer moeite mee hebben. Maar ook bij hen kan dit goed werken. Ik heb trouwens al de meeste sessies verkocht aan IT’ers.”

Kartonnen doos

De weerstand die sommigen voelen, komt omdat we het improviseren verleerd zijn, vindt Dierckx. “Vraag aan een achtjarige: verzin iets wat je kan doen met een paperclip en die komt met honderd voorbeelden. Vraag dat aan een volwassene en die blokkeert. Een kind kan veel doen met een kartonnen doos, een volwassene zet die buiten bij het oud papier.”

Ze verwijst naar onderzoek van Ken Robertson, een internationale expert en voorvechter van creativiteit en innovaties in het onderwijs en het bedrijfsleven. Volgens zijn onderzoek is ongeveer 98 procent van de vijfjarigen heel creatief. Tegen de leeftijd van 25 jaar is dat nog maar een paar procent. “Ergens doorheen onze jeugd verleren we dat dus”, zegt Dierckx. “Omdat ons onderwijs daar niet op gericht is. Op school is het vaak zo dat er een vraag gesteld wordt en dat er volgens het handboek van de leerkracht één antwoord op is. Dat is jammer, want onze samenleving heeft wat meer flexibiliteit heel hard nodig.”

Impro betekent ook op je bek durven gaan en omarmen wat fout liep. Want daar kan ook veel goeds uit voortkomen. Dierckx: “Georges de Mestral, de uitvinder van het klittenband, maakte dagelijks wandelingen met zijn hond. Bij terugkomst kleefden er vaak lastige grasaren met haakjes in de vacht van de hond. In plaats van dit als iets lastig te zien, dacht hij in mogelijkheden. Zo onstond velcro. Denk in oplossingen, niet in problemen.”

‘Zombie’

Ondertussen in Meise. Daar spelen ze ‘de zombie’, een klassieker in het wereldje. Zeven spelers, acht stoelen. De coach wandelt als een zombie naar de vrije stoel, de groep moet ervoor zorgen dat hij er niet op kan gaan zitten. Ze mogen hem niet aanraken, dus wegduwen of -trekken is niet toegestaan. De eerste pogingen zijn ronduit hilarisch, binnen de vijf seconden zit de zombie op een stoel.

Maar dan besluit de groep een strategie te bepalen. Ze moeten samenwerken en goed nadenken. Allerlei voorstellen klinken door elkaar. Valentine stelt voor om de stoelen te laten voor wat ze zijn en met de groep een cirkel te vormen rond de zombie, waardoor die niet bij een stoel kan geraken. Een voorstel dat door de anderen niet gevolgd wordt.

Ze blijven maar proberen, maar niets lijkt te lukken. De lachsalvo’s nemen toe, maar tegelijk ook de frustratie. Hoezo vinden ze hiervoor geen oplossing?

“Het plan van Valentine om een cirkel te vormen rond de zombie was een goed plan”, spreekt Bogaert nadien bij de debriefing de groep toe. “Het was een innovatief idee, dat niet opgepikt werd. Sommigen zeiden meteen ‘ja maar’, zagen alle beperkingen, maar niet de mogelijkheden. Daarmee werd een goed idee in de kiem gesmoord. Zo gaat het vaak in het werkveld.”

Die ‘ja maar’ is inderdaad wat ons vaak tegenhoudt in het echte leven, vindt ook Matthias Degroote. “Bij zo’n ‘ja maar’ ga je ervan uit dat jouw visie beter is dan die van de ander. Door die houding te veranderen naar ‘ja en’ ga je veel meer mee in het denken van die andere persoon. Daarvoor moet je eerst luisteren en kijken hoe je ermee verder kunt. Waardoor je per definitie al positiever kijkt.”

En dat is nodig om voorbij de praktische obstakels te geraken die we altijd zien, vindt Ellen Dierckx. “Het gaat erom dat mensen doorgaans in bewandelde paden denken. Bij impro proberen we hen net naar de overwoekerde padjes te leiden. Ik geef vaak zelf een oefening waarbij de deelnemers twee aan twee moeten gaan staan en de opdracht krijgen aan een gerecht te denken dat ze samen gaan maken. Elk om beurt zegt iemand dan een actie. Vaak zie je dat mensen in weerstand gaan, wat zij maken pakweg tiramisu met speculoos terwijl de andere het over lange vingers heeft. Het gaat er dus om dat je de manier van de ander niet afbreekt, niet altijd in volgens jou toepasbare handelingen denkt, maar meegaat in het verhaal van die ander.”

Dat zijn belangrijke vaardigheden, zeker in de steeds veranderde wereld waarin we nu leven. We kunnen ons niet inbeelden waar we over 20 of 30 jaar zullen staan, dus kunnen we maar beter leren flexibel denken. En mensen die improvisatietechnieken onder de knie hebben, reageren vaak sneller in het echte leven.

Dierckx: “Kent u de situatie? Iemand zegt iets en jij denkt uren later: dju, ik had dit of dat daarop moeten zeggen. Dat overkomt improviseerders minder. Goeie improviseerders denken positiever en blijven altijd opties zien.”

Egocentrische hondenkapper

In Meise bereiken ze ondertussen stilaan de apotheose van de sessie. Op grote bladen aan de muur mogen ze à volonté personages, locaties en adjectieven opschrijven. Bogaert roept nu telkens een combinatie ervan, die de directieleden dan spontaan moeten uitbeelden. “Speel een egocentrische hondenkapper”, roept hij, waarop een paar deelnemers enthousiast rechtspringen en het eerste doen wat in hen opkomt. De een gaat blaffend op handen en knieën zitten, de andere knipt vol overgave het eigen haar zonder de hond een blik te gunnen. Het ene na het andere tafereeltje wordt enthousiast uitgebeeld. Ze vallen bijna over elkaars voeten om te mogen spelen. En niemand lijkt er zich nog aan te storen dat ze iets moeten uitbeelden, dat waar ze aan het begin van de sessie nog zo voor vreesden.

Bogaert staat er glimlachend naar te kijken. “Dit is waar we naar toe willen: ze switchen moeiteloos van het ene universum naar het andere en leven zich volop in. Dat is een vaardigheid die je helpt om je geest open te houden.”

En de deelnemers zelf? Die hebben er in de eerste plaats een hele leuke namiddag opzitten en hebben ook het gevoel dat ze veel bijgeleerd hebben. Maar hoe ze dit nu concreet kunnen gebruiken tijdens de job, is nog niet meteen helder.

“Ik denk dat het eerst nog moet doorsijpelen wat we hier allemaal hebben gedaan”, zegt Valentine nog nahijgend. “Wellicht gaan we hier de komende tijd nog vaak aan terugdenken tijdens vergaderingen en bij projecten. We gaan dit proberen gebruiken, ja.”

Ook interessant

Irish Drinking Song

In dit muzikale improvisatiespel zingen vier spelers samen een lied. Het onderwerp voor het lied wordt door het publiek aangedragen. De melodie van het lied heeft een Iers karakter. De spelers zingen het lied beurtelings, elke speler zingt één regel per keer. Een...

Big Booty

Iedereen vormt een cirkel. Eén speler neemt de rol van Big Booty op zich, terwijl de rest van de groep met de klok mee genummerd wordt: 1, 2, 3, en zo verder. Big Booty start vervolgens een 4-maats ritme en zegt: "Big Booty, Big Booty, Big Booty," gevolgd door een...

Alien, tijger, koe

Beschrijving Een energiek spel om de groep op te warmen en een speelse introductie tot het concept van hoffelijkheid te bieden. Iedereen vormt een cirkel, en elke speler kan kiezen om een van de volgende drie karakters aan te nemen: Een buitenaards wezen: Plaats je...

Aanvaardingscirkel

Beschrijving Verzamel iedereen in een grote cirkel. Een speler begint door een klein gebaar te maken, misschien met een klein geluidje erbij. Zijn of haar buurman of buurvrouw probeert vervolgens precies hetzelfde te doen. En zo gaat het verder. Hoewel we verwachten...